Morgantina ligt slechts 80 km van Siracusa, het antieke Syracuse,
verwijderd en zal heel waarschijnlijk niet bovenaan de lijst van
bezienswaardigheden staan. Een grote fout en een groot gemis voor wie daar geen
kijkje gaat nemen. Natuurlijk is het maar een klein en plaatselijk museum, maar
wat er staat is wel zo bijzonder en meer dan de moeite waard.
Bij het binnenkomen worden we al
meteen geconfronteerd met twee heel eigenaardige figuren van twee zittende
dames in donkere tule gehuld met stralend witte handen, voeten en gezicht. Ze
worden wel de akrolithische godinnen genoemd – akrolithisch omdat men alleen
handen, voeten en aangezicht gevonden heeft wat er dus op wijst dat het
eigenlijke beeld van vergankelijk materiaal gemaakt was, waarschijnlijk hout
zodat alleen de marmeren uiteinden bewaard gebleven zijn; godinnen omdat ze zo
voornaam van houding zijn. Oorspronkelijk zouden ze gekleed zijn in een wollen
of linnen mantel, het hoofd bedekt met een sluier, terwijl het haar en de
juwelen van kostbare metaal vervaardigd waren. Men gaat er overigens van uit
dat hier Demeter en haar dochter Persephone uitgebeeld zijn. De lichtval op dit
duo uit circa 530 v.C. is zeer juist getroffen en verhoogt de spanning die er
van uitgaat.
In de volgende zaal staat dan een
zwierig en meer dan levensgroot beeld
van wat de Venus van Morgantina genoemd
wordt uit 420-410 v.C. Het beeld zelf is van kalksteen maar het hoofd, de armen
en voeten zijn net als voor de eerder genoemde godinnen ook hier van Parisch
marmer vervaardigd. We missen het haar (van verguld brons?) en de sluier die ze
gedragen moet hebben waardoor haar hoofd er wat klein en onevenredig uitziet.
Met haar zwierige jurk lijkt ze wel in de wind te staan, gewoonweg een
schitterende verschijning!
En dan, last but not least, is
hier een unieke zilverschat te zien die onder het huis van Eupolemos in Morgantina begraven lag. Jammer
genoeg werd deze schat illegaal opgegraven en net als de Venus van Morgantina en de akrolithische godinnen langs
smokkelroutes het land uitgevoerd. Aan de hand van een munt die in het huis van
Eupolemos gevonden werd kan de
zilverschat gedateerd worden tussen 214-212 v.C. Dit waren roerige tijden toen Carthago
en Rome tijdens de Tweede
Punische Oorlog vochten voor de alleenheerschappij over Sicilië. Volgens Livius werd Morgantina in 211 v.C.
aangevallen en veroverd door de Romeinen, hetgeen dus overeenkomt met het begraven
van de schat. Volgens een inscriptie op een loden tablet zou Eupolemos een hogepriester geweest
kunnen zijn, eigenaar of bewaarder van deze kostbaarheden. Opvallend tussen de
16 stuks tellende schat is bij voorbeeld het ongeveer 11 cm hoge miniatuuraltaar
dat maar liefst 370 gram
weegt en versierd is met een Ionische tandlijst en een Dorisch fries van
metopen en trigliefen; vier stierenkoppen voorzien van een gouden ster verbinden
de guirlandes van vergulde ranken die er omheen hangen. Waarschijnlijk deed dit
altaar dienst voor huisoffers maar dat is niet zeker.
Verder staan hier dus twee grote
ovalen emmers, drie bekers met onderaan een reliëf van bloemen en bladeren, en
kommetje met visnet motief (lijkt meer op een moderne voetbal), een kruik, een
drinkschaal met twee oren, een offerschaal met zonnestralen in de bodem, een
opscheplepel, twee pyxis (ronde doos)
waarvan de ene deksel versierd is met een cupido die een fakkel draagt en de
andere met een dame die een kind op haar schoot heeft, een prachtig medaillon
met de afbeelding van Scylla en twee
slanke hoorns die waarschijnlijk bij een lederen priestermasker hoorden. Op
verschillende voorwerpen staan trouwens teksten opgedragen aan de goden en die zouden
er op wijzen dat ze gebruikt werden voor plengoffers.
Uit nader onderzoek kan gesteld
worden dat dit zilverwerk door kunstenaars uit Syracuse gemaakt is, en dat
dit de enige voorbeelden zijn van de verfijnde smeedkunst uit de tweede helft
van de derde eeuw voor Christus toen de stad de top van zijn macht en welvaart bereikt
had.
Alle bovengenoemde voorwerpen
zijn het resultaat van clandestiene opgravingen in Morgantina en hebben via
de smokkelroutes hun weg gevonden naar de Verenigd Staten waar zij in
verschillende musea tentoongesteld werden. Zo komt de Venus van Morgantina uit het J. Paul Getty Museum in Malibu, de
akrolithische godinnen komen uit het Kunstmuseum van de Universiteit van
Virginia en de zilverschat uit het Metropolitan Museum in New-York. Na
jarenlange aanslepende discussies zijn deze unieke stukken nu weer thuis en
staan ze te pronken in het Museum van Aidone
waar Morgantina
toe behoort.