20 mei 2014

Gekoesterd in het Museum van Morgantina op Sicilië

Morgantina ligt slechts 80 km van Siracusa, het antieke Syracuse, verwijderd en zal heel waarschijnlijk niet bovenaan de lijst van bezienswaardigheden staan. Een grote fout en een groot gemis voor wie daar geen kijkje gaat nemen. Natuurlijk is het maar een klein en plaatselijk museum, maar wat er staat is wel zo bijzonder en meer dan de moeite waard.


Bij het binnenkomen worden we al meteen geconfronteerd met twee heel eigenaardige figuren van twee zittende dames in donkere tule gehuld met stralend witte handen, voeten en gezicht. Ze worden wel de akrolithische godinnen genoemd – akrolithisch omdat men alleen handen, voeten en aangezicht gevonden heeft wat er dus op wijst dat het eigenlijke beeld van vergankelijk materiaal gemaakt was, waarschijnlijk hout zodat alleen de marmeren uiteinden bewaard gebleven zijn; godinnen omdat ze zo voornaam van houding zijn. Oorspronkelijk zouden ze gekleed zijn in een wollen of linnen mantel, het hoofd bedekt met een sluier, terwijl het haar en de juwelen van kostbare metaal vervaardigd waren. Men gaat er overigens van uit dat hier Demeter en haar dochter Persephone uitgebeeld zijn. De lichtval op dit duo uit circa 530 v.C. is zeer juist getroffen en verhoogt de spanning die er van uitgaat.

In de volgende zaal staat dan een zwierig en meer dan levensgroot beeld  van wat de Venus van Morgantina genoemd wordt uit 420-410 v.C. Het beeld zelf is van kalksteen maar het hoofd, de armen en voeten zijn net als voor de eerder genoemde godinnen ook hier van Parisch marmer vervaardigd. We missen het haar (van verguld brons?) en de sluier die ze gedragen moet hebben waardoor haar hoofd er wat klein en onevenredig uitziet. Met haar zwierige jurk lijkt ze wel in de wind te staan, gewoonweg een schitterende verschijning!

En dan, last but not least, is hier een unieke zilverschat te zien die onder het huis van Eupolemos in Morgantina begraven lag. Jammer genoeg werd deze schat illegaal opgegraven en net als de Venus van Morgantina en de akrolithische godinnen langs smokkelroutes het land uitgevoerd. Aan de hand van een munt die in het huis van Eupolemos gevonden werd kan de zilverschat gedateerd worden tussen 214-212 v.C. Dit waren roerige tijden toen Carthago en Rome tijdens de Tweede Punische Oorlog vochten voor de alleenheerschappij over Sicilië. Volgens Livius werd Morgantina in 211 v.C. aangevallen en veroverd door de Romeinen, hetgeen dus overeenkomt met het begraven van de schat. Volgens een inscriptie op een loden tablet zou Eupolemos een hogepriester geweest kunnen zijn, eigenaar of bewaarder van deze kostbaarheden. Opvallend tussen de 16 stuks tellende schat is bij voorbeeld het ongeveer 11 cm hoge miniatuuraltaar dat maar liefst 370 gram weegt en versierd is met een Ionische tandlijst en een Dorisch fries van metopen en trigliefen; vier stierenkoppen voorzien van een gouden ster verbinden de guirlandes van vergulde ranken die er omheen hangen. Waarschijnlijk deed dit altaar dienst voor huisoffers maar dat is niet zeker.

Verder staan hier dus twee grote ovalen emmers, drie bekers met onderaan een reliëf van bloemen en bladeren, en kommetje met visnet motief (lijkt meer op een moderne voetbal), een kruik, een drinkschaal met twee oren, een offerschaal met zonnestralen in de bodem, een opscheplepel, twee pyxis (ronde doos) waarvan de ene deksel versierd is met een cupido die een fakkel draagt en de andere met een dame die een kind op haar schoot heeft, een prachtig medaillon met de afbeelding van Scylla en twee slanke hoorns die waarschijnlijk bij een lederen priestermasker hoorden. Op verschillende voorwerpen staan trouwens teksten opgedragen aan de goden en die zouden er op wijzen dat ze gebruikt werden voor plengoffers.

Uit nader onderzoek kan gesteld worden dat dit zilverwerk door kunstenaars uit Syracuse gemaakt is, en dat dit de enige voorbeelden zijn van de verfijnde smeedkunst uit de tweede helft van de derde eeuw voor Christus toen de stad de top van zijn macht en welvaart bereikt had.

Alle bovengenoemde voorwerpen zijn het resultaat van clandestiene opgravingen in Morgantina en hebben via de smokkelroutes hun weg gevonden naar de Verenigd Staten waar zij in verschillende musea tentoongesteld werden. Zo komt de Venus van Morgantina uit het J. Paul Getty Museum in Malibu, de akrolithische godinnen komen uit het Kunstmuseum van de Universiteit van Virginia en de zilverschat uit het Metropolitan Museum in New-York. Na jarenlange aanslepende discussies zijn deze unieke stukken nu weer thuis en staan ze te pronken in het Museum van Aidone waar Morgantina toe behoort.