7 februari 2012

Macedonische tumuli en graven, GR

Niet meteen een prioriteit als je in Grieks Macedonië aan het rondtoeren bent, maar na een bezoek aan het graf van Philippus, ben ik toch wel nieuwsgierig geworden naar die andere graven die langs de weg aangeduid staan onder de gezamenlijke noemer van Macedonische Graf. Aangezien ik hier nu toch ben en ik het op mijn verlanglijstje heb staan, zal ik toch maar eens gaan kijken.

Dit is ook weer een avontuur op zich want de bordjes sturen me smalle landweggetjes op waar geen tegenligger langs kan tot ik uiteindelijk voor een gesloten hek kom te staan. Zo schijnt de Tombe van Lyson en Kallikles zeer gave muur- en plafondfresco’s te bezitten. Het moet een familiegraf geweest zijn want volgens de vondsten werden er in de nissen minstens 18 gecremeerde resten bijgezet. Ik heb het nakijken op een stuk land met een stenen entree. Dat is alles, een zwaar bewaakte en verzegelde tombe dus. Met veel moeite weet ik mijn auto te keren en rij teleurgesteld terug naar de hoofdweg, op zoek naar het volgende graf.

Dat ligt vlak aan de weg zonder dat er een parkeerplaats voorzien is trouwens, dus wordt het balanceren tussen de rand van de weg en de diepe greppel om mijn auto neer te zetten. Dit is de Tombe van Kinch, genoemd naar een Deense architect die hier eind 19de eeuw opgravingen verrichtte. Het graf uit het begin van de 3de eeuw v.C. was toen al geplunderd. Oorspronkelijk was het bedekt met een 2,5 meter hoge tumulus die nu gedeeltelijk weer opgeworpen is. Pas in de jaren 1970 heeft men weer aandacht aan dit graf geschonken, maar het was toen al te laat om het mooie fresco van een ruiter in volle galop nog te redden. Kinch heeft de klassieke plattegrond echter keurig in kaart gebracht en gelukkig ook de muurschildering van de grafkamer gekopieerd zodat we toch nog een beeld hebben hoe het er uit heeft gezien. Vandaar dat ik hier nu zo vrij in kan want een blind paard kan geen schade meer aanrichten. Wel leuk natuurlijk om dit zo van binnen te kunnen zien en de afmetingen a.h.w. te voelen.

Het volgende bordje verwijst naar twee tombes, ook weer een smal weggetje op temidden van landerijen en druivenranken. Na een vijftigtal meters zie ik een gebouw dat een museum kan zijn maar waar verder niets op te lezen valt en ik vraag me af of ik hier moet zijn. Aangezien alles gesloten en vergrendeld is rij ik door en kom links bij een ander hek, ook al met een slot er op en geen kat te zien. Nou moe! Er lopen wat muurtjes tussen de schuren en een soortement stenen huisje, maar verder kan ik er niet uit wijs worden. Dan maar rechtsomkeer maken. Ter hoogte van het eerste gebouw zit er wel een juffrouwtje naast de auto in de schaduw van een grote loofboom, en ze staat een beetje onzeker op als ze mij ziet terugkomen. Even onzeker minder ik vaart en vraag toch maar naar de graftombes, je kunt nooit weten. En ja hoor, dit is de plek en zij heeft alle sleutels! Is dat boffen?

Ik loop braaf achter haar aan door het hek, langs het roze stenen gebouw, naar een zware dubbele schuifdeur die ook ontsloten wordt. Ik moet even wachten tot ze het knopje voor het licht gevonden heeft en dan mag ik ook naar binnen. De ruimte is op een constante temperatuur gehouden en het voelt lekker koel aan. Over de hele breedte voor me loopt een houten trap naar beneden, net als bij Philippus, maar breder. Als mijn ogen wat gewend zijn aan het halfduister en ook de lampen langzaam aan opwarmen, sta ik oog in oog met de gevel van de Tombe van de Rechters, de meest indrukkende tombe die tot nu toe blootgelegd is.

De gevel alleen al is 8,60 meter hoog en net zo breed, en momenteel zwaar gestut om het bouwwerk op zijn plaats te houden. Het is alsof hij twee verdiepingen hoog is, maar dat lijkt maar zo door de indeling. Beneden wordt de deur geflankeerd door twee maal twee halve Dorische zuilen, met daartussen bovenaan telkens een geschilderde figuur: links de overledene zelf op weg naar de Hades en naast hem de god Hermes die de ziel vergezelt; rechts de zittende Aiakos en naast hem de staande Rhadamanthys, beide rechters uit de Hades, en waar de tombe naar vernoemd is.

Speciaal voor de bezoeker zijn er dia’s op ware grootte van deze figuren genomen en aan de zijwand van het gebouw opgehangen. Ik sta weer sprakeloos voor deze kleurenrijkdom en het detailwerk. De overledene in militair uniform van de Macedonische adel maar zonder helm of schild is het best bewaard, samen met de afbeelding van Hermes. Deze draagt een korte rode chiton met mouwen. Zijn helblauwe mantel met rode rand is rond zijn schouders gedrapeerd en zijn voeten steken in geel leren sandalen. In zijn hand houdt hij het gevleugelde embleem waaraan we hem herkennen. Hoe mooi, hoe fris! De rechters uit Hades zijn jammer genoeg minder goed bewaard gebleven.

Boven dit geheel loopt de decoratieve rand met blauwe trigliefen en elf methopen van Centauren in gevecht met Lapieten, die op een rode rand rusten. Het Ionische fries daarboven met stuc reliëfs van mensen en paarden op blauwe ondergrond is gescheiden van de trigliefen door geschilderde bloemmotieven in donker blauw en felrood, en ook daarboven loopt een Ionisch parelrandje van afwisselend blauw en rood.

Als een tweede verdieping tronen daarboven zes kleine halve Ionische zuiltjes van ongeveer 1,5 meter hoog, met daartussenin valse houten deuren met koperbeslag die bepleisterd waren. Het timpaan draagt duidelijke verfsporen maar het tafereel is toch te vaag om er iets in te zien.

Ook hier staat er een groot plexiglas voor de stellingen, wat ook wel uit veiligheidsoverweging zal zijn. Binnen is de grafkamer nog niet helemaal uitgegraven uit angst dat de boel in elkaar zou storten. Het pleisterwerk vertoont naar verluidt dezelfde kleuren als buiten: blauw, rood en wit, en decoratieve motieven als rozetten met Ionische randjes en bandjes.

Mijn beschrijving vind ik zelf maar povertjes vooral door de enorme indruk dat dit graf op mij maakt. Stel je, ik sta hier helemaal alleen, oog in oog met een hoogstandje uit de Macedonische tijd (laatste kwart van de 4de eeuw v.C.)! Voor míj alleen zijn de deuren geopend en ík alleen mag dit aanschouwen, even wegglijden naar gedachten en kunstuitingen van weleer! Ik krijg er kippenvel van!

Met haar sleutelbos kan het juffrouwtje mij ook de tweede tombe laten zien, de Tombe van de Palmetten. We lopen het stukje tussen de wijnranken en maïsvelden en met het nodige gerinkel springt het slot van het buitenhek. Dan dalen we de brede stenen treden af en wordt de grote ijzeren deur geopend. Ook hier weer even zoeken naar het lichtknopje en als ik dan eindelijk binnen mag ben ik werkelijk sprakeloos! Die kleuren! Die grote palmetten! Ik had geen idee dat de kleuren zo helder, zo diep, zo intens konden zijn! Mijn nekharen gaan weer rechtovereind staan!

Dit wordt beschouwd als het best bewaarde graf, en dat geloof ik graag. De façade, die 5,25 meter breed en 6,25 meter hoog is, telt twee maal twee halve Ionische zuilen. De wanden er tussenin zijn ook witgekalkt zoals gebruikelijk in de Macedonische tijd en de kleuren hier beginnen pas onder het timpaan, waar een brede rand witte palmetten en lotusbloemen afsteekt tegen de donkerblauwe ondergrond, rustend op rode krulmotieven. De driehoeksomlijsting van het timpaan is afwisselend rood en blauw gekleurd, met onder het dak weer eenzelfde rand met om en om witte palmetten en lotusbloemen op een blauwe ondergrond. Het timpaan zelf, dat toch 1 meter hoog blijkt te zijn, toont een echtpaar dat elkaar aankijkt alsof ze een banket bijwonen. Door een deskundig gebruik van de kleuren, donker rood, paars, oker voor de schaduwen, groen, grijs, blauw, roze en combinaties van verdund grijs en zwart, komt het tafereel uiterst levendig over.

Om zijn naam verder eer aan te doen, staan er boven op het dak van de tombe drie enorme palmetten (meer dan een meter hoog), één midden op de driehoek geflankeerd door één op elke hoek die omgevouwen is.  Het diepe binnenste is donker, bijna paarsblauw geschilderd, in fel contrast met het okerwit en zacht roze van de bladeren en het felrode en donkerroze hartje. Wat een blikvangers! Mijn mond moet wel even open zijn blijven staan van pure verwondering en bewondering!

Binnenin wordt nog gewerkt en er staan stellingen in de antichambre. Mag ik toch één stapje hier op deze plank zetten om binnen te gluren? Nou ja, heel voorzichtig, dan mag het wel. De hele breedte van het boogvormige plafond in de antichambre is ook weer met palmetten beschilderd.
Het fleurige en kleurige geheel doet denken aan bloemen die op een lichtblauw wateroppervlakte drijven. Sjonge, jonge, wat een lust! De 3,5 meter hoge marmeren deuren naar de grafkamer zelf zijn niet te zien in het duister en ook de beschilderde grafkamer is aan het oog ontrokken. Het graf is wel herhaaldelijk geplunderd, meestal in de oudheid en leverde dus verder geen kostbaarheden op. De datering gaat terug tot de eerste helft van de 3de eeuw v.C.

Nou, als ik dit verwacht had! De hele rit terug naar mijn hotel zit ik nog bij te komen en na te genieten. Jammer dat ik binnen nergens mocht fotograferen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten