24 december 2012

De grafheuvel van Mithridates II

Grafheuvels vind je niet alleen in Macedonië, maar ook in een vergeten hoek van oost Turkije. Wie had gedacht hier een grafheuvel voor Koning Mithridates II (124-87 v.C.) tegen te komen?
Onderweg naar Nemrud, kom ik langs het dorpje Karakuş. Hier, aan de voet van een soort tumulus, ligt de tombe van Koning Mithridates II met daarvoor twee zuilen met een adelaar in top die de wacht houden. Aan de achterkant staan nog eens twee zuilen waar ooit leeuwen op stonden. Halverwege daar tussenin prijkt dan nog een eenzame zuil met daarop een plaat met een reliëf van Koning Mithridates die zijn vrouw, Laodike, de hand reikt.

Blijkt dat deze koning over de Kommagenen regeerde, net als Antiochus I, de bouwer van Nemrud. De Kommagenen? Ik graaf heel diep in mijn geheugen maar kan niets vinden, wie zijn dat nu weer? Uiteindelijk kom ik aan de weet dat dit onafhankelijke Kommagenerijk in 162 v.C. gesticht werd door Mithridates Kalinikos I. Hij was het die de Perzen en de Macedoniërs (afstammelingen van Alexander de Grote) samenvoegde tot een machtige staat die als buffer diende tussen de Parthen in het Oosten en de Romeinen in het Westen. Het hoogtepunt van hun beschaving werd bereikt onder Antiochus I (69-36 v.C.), de opvolger van Mithridates en bouwer van Nemrud dus.

Wat bijzonder weer om deze grafheuvel zo onverwachts tegen te komen op een heel afgelegen plek – dat is het nu tenminste …

6 december 2012

Romeinse nederzettingen

Tijdens het opruimen kwam ik een oud lijstje tegen dat ik ooit gemaakt heb met de Romeinse namen van huidige steden. De lijst is zeker niet volledig, maar ik vind het toch zonde om het daar zo maar onder het stof te laten liggen, misschien heeft iemand hier wel iets aan.

Nederland:
Fectio = Vechten
Lugdunum Batavorum = Leiden
Noviomagus = Nijmegen
Flenio = Naaldwijk
Matilo = Roomburg
Traiectum = Utrecht
Praetorium Agrippinae = Valkenburg

België:
Orolaunum = Arlon
Atuatuca = Tongeren
Turnacum = Tournai
Vertunum = Virton

Frankrijk:
Avenio = Avignon
Aquae Sextia = Aix-en-Provence
Arelate = Arles
Colonia Julia Septimana Biterrae = Béziers
Vesontio = Besançon
Burdigala = Bordeaux
Portus Itius / Gesoriacum / Bonnonia = Boulogne
Bibrax = Beaurieux
Bagacum Nerviorum = Bavai
Augusto Nemetum = Clermont-Ferrand
Cavillonum = Châlon-sur-Saone
Forum Iulium = Fréjus
Gularo / Gratianopolis = Grenoble
Lugdunum = Lyon
Ledosus = Lezoux
Messalia = Marseilles
Matisco = Mâcon
Divodorum = Metz
Colonia Augusta Nemausus = Nimes
Narbo = Narbonne
Nicea = Nice
Cenabum / Orelinianum = Orléans
Arausio = Orange
Limonum = Poitiers
Ruscino = Perpignan
Lutetia = Parijs
Rotamargus = Rouen
Durocortorum = Reims
Argentoratum = Strasbourg
Glanum = St. Rémy
Telo Martius = Toulon
Caesarodunum / Urbs Turonum = Tours
Tolosa = Toulouse
Forum Segusiavorum = Feurs (Loire)

Italië:
Augusta Praetoria = Aosta
Arretium = Arezzo
Aquila = Capestrano
Bononia = Bologna
Brixellum = Brescello
Caesena = Cesena
Fidentia = Fidenza
Florentiola = Fiorenzuola
Forum Corneli = Imola
Forum Druentinorum = Bertinoro
Forum Gallorum = nabij Castelfranco Emilia
Forum Livi = Forlì
Forum Popili = Forlimpopoli
Mediolanum = Milaan
Mevaniola = nabij Galeata
Mutina  = Modena
Neapolis = Napels
Praenesta = Palestrina
Regium Lepidi  = Reggio Emilia
Sassina = Sarsina
Tannetum = Taneto
Taurinorum = Torino
Tauromenium = Taormina

Spanje:
Emporion = Ampurias
Pons = Alcantara
Barcino = Barcelona
Gades = Cadiz
Conimbriga = Condeixa-A-Velma
Emporion = Ampurias
Ilerda = Lérida
Emerita Augusta = Merida
Lucus Augusti = Lugo
Munda = Montilla
Malaca = Malaga
Caesar Augusta = Sarragosa
Saguntum = Sagunto
Hispalis = Sevilla
Tarraco = Taragona
Toletum = Toledo

Duitsland:
Augusta Rauracorum = Augst
Confluentes = Koblenz
Colonia Agrippina = Keulen
Moguntiacum = Mainz
Tabernae = Rheinzabern
Augusta Treverorum = Trier
Colonia Ulpia Traiana = Xanten

Engeland:
Venta Silurum = Caerwent
Camulodunum = Colchester
Londinium = Londen
Rutupiae = Richborough
Readingum = Reading
Viroconium = Wroxeter
Eburacum = York

Diversen:
Aquincum = Budapest (Hongarije)
Tomi = Constantza (Zwarte Zee)
Dyrrachium = Durazzo (Albanië)
Olisipa = Lissabon (Portugal)
Poetovium = Ptuj (Slovenië)
Salona = Split (Kroatië)
Tingis = Tanger (Marokko)
Thamugadi = Timgad (Tunesië)
Oea = Tripoli (Libië)
Ulpia Serdica = Sofia (Bulgarije)
Vindobona = Wenen (Oostenrijk)
Qasr al-Libya = Olbia (Libië)
Ptolemaïs  = Tolmeitha (Libië)
Sala Colona - Rabat (Marokko)
Philadelphia = Amman (Jordanië)
Gadara = Umm Qays (Jordanië)
Gerasa = Jerash (Jordanië)
Petra = Wadi Musa (Jordanië)
Khalil = Hebron (Israel)
Ariha = Jericho (Israel)
Nova Trajana = Bosra (Syrië)
Sergiopolis = Rasafa (Syrië)
Antiochië aan de Orontes = Antakia (Turkije)
Ancyra = Ankara (Turkije)
Genava = Genève (Zwitserland)

Nu dat deze lijst op mijn blog staat is het veel makkelijker geworden om hem bij te werken, wat ik ook t.z.t. zeker zal doen. Misschien willen mijn lezers hier ook aan toe bijdragen? Dat zou pas interessant worden!

Laatst bijgewerkt op 12 juli 2018

23 november 2012

De kerk van Arnabasi, BU

Het doel is om een bezoek aan deze Bulgaarsorthodoxe kerk uit de 17de eeuw te brengen, gewijd aan de geboorte van Christus. Dit is de eerste kerk die ik in Bulgarije bezoek en ik word meteen ingewijd in de symboliek van de orthodoxe stijl. Deze kerk werd gebouwd tijdens de Turkse (Ottomaanse) overheersing en mocht niet hoger zijn dan een ruiter te paard. Hij ziet er dan ook uit als een grote lage stenen schuur, thans gestut, en beschermd met een extra dak.

Ik stap binnen door een deur midden in de lange muur en beland in een ruimte die de galerij genoemd wordt en lager ligt dan het niveau buiten. Het gebouw is in feite in de lengte in tweeën gedeeld, met vooraan in de galerij een heel klein kamertje. Vanuit deze galerij loop ik naar de andere helft van het gebouw die in drieën is gedeeld: de pro-naos waar de vrouwen blijven staan, daarvoor ligt de naos waar de mannen plaatsnemen, en helemaal vooraan ligt het heiligdom en altaar dat alleen door de priesters betreden mag worden en dat met een gordijn afgesloten is.
Ik krijg te horen dat de decoratie van de orthodoxe kerken aan vaste regels gebonden is. Zo bijvoorbeeld worden boven het altaar altijd de 12 apostelen uitgebeeld en onderaan vier iconen, de zg. iconostasen: Christus, Moeder Maria, Aartsengel Michaël en de patroonheilige van de kerk, in dit geval Christus’ geboorte. In de koepel prijkt altijd de Christus Pantocrator. In de naos vindt men inderdaad al deze elementen terug en ook de troon van Christus die met een koord is afgezet zodat niemand op zijn plaats zou gaan zitten. De wanden zijn volledig met fresco’s van heiligen bedekt. In de pro-naos zijn taferelen van hel en verdoemenis aangebracht die nog verwijzen naar de erfzonde (alleen voor de vrouwen natuurlijk) en taferelen uit het Oude en Nieuwe Testament. De 12 figuren op de zijwand stellen niet, zoals verwacht de 12 apostelen voor, maar 12 Griekse wijsgeren (hoe belanden die hier?). Ook leer ik dat de Heilige Drievuldigheid bij de orthodoxen uit vijf elementen bestaat: Vader, Zoon en Heilige Geest, zoals bij ons, maar die bovendien nog omringd worden door de aartsengelen Gabriël en Michaël.
Terug in de galerij is duidelijk te zien dat de restoratie hier nog in volle gang is, ofschoon er toch maar losjes omgegaan wordt met deze kostbare muurschilderingen want je mag er zomaar tegenaan leunen en zie ik onze gids met zijn vingers over de tekeningen gaan. Foei!
Vooraan in deze galerij is een heel bijzonder fresco te zien dat het Rad des Levens uitbeeldt: middenin staat de zon (= jaar) met er omheen 4 kleinere zonnen (= 4 seizoenen); daaromheen voorstellingen van de dierenriem (= 12 maanden); en op de buitenste rand een figuur die het leven voorstelt van de geboorte tot aan de dood. Dit oeuvre is van een onbekende schilder en kan op velerlei manieren verklaard worden. Zo ook de achtergrond van dit Rad dat bovenaan donker is en de nacht of het kwaad zou kunnen voorstellen, terwijl de onderkant licht is en dus de dag of het goede zou kunnen uitbeelden.
Alles bij elkaar een vreemde constructie met nog vreemdere muurschilderingen maar wel heel bijzonder en uniek! Jammer dat ik binnen niet mag fotograferen.

10 november 2012

Aya Sophia in Istanbul, TK

Dit is een oude bekende, maar het is steeds of ik slechts maar een deel te zien krijg. Van buiten uit heeft de Haghia Sofia eigenlijk niets uitnodigends, hij is trouwens niet eens fotogeniek. Een beetje rommelig komt hij over met muren, steunberen, koepels en koepeltjes, een allegaartje van gebouwtjes er omheen, zelfs de ene bakstenen minaret valt uit de toon bij de drie andere die van natuursteen opgetrokken zijn. Maar de Haghia Sofia heeft de eerbiedwaardige leeftijd van 1470 jaar bereikt, en dus heel wat oorlogen en aardbevingen getrotseerd. Het is moeilijk te bevatten dat deze “Kerk van de Heilige Wijsheid” zomaar op vijf jaar tijd gebouwd is. Het was Keizer Justinianus die hem in 537 plechtig ingewijd heeft.
 
Als je vanuit de twee brede inkomsthallen via de Keizerlijke Poort de feitelijke kerkruimte betreedt, kun je niet anders dan even stoppen en omhoog kijken. Enorm, wat een gebouw en wat een hoogte! Ik heb me nooit zo klein gevoeld als hier en dan te bedenken dat ik toch ook in de St. Pieters Basiliek in Rome gestaan heb. Daar was ik niet bepaald van onder de indruk terwijl hij qua afmetingen toch veel groter is, of niet? Ik moet even mijn boeken erbij halen. De koepel van de Haghia Sofia ligt 56 meter boven de grond, die van de St. Pieter maar liefst 112 meter. De koepeldiameter bedraagt hier tussen de 31 en de 33 meter (hij is een beetje ovaal) en die van Rome 42,5 meter, maar ja die is bijna duizend jaar later gebouwd en dan door niemand minder dan Michelangelo. Vreemd toch. Ik zit hier een beetje over na te pijnzen en kom tot de conclusie dat de St. Pieters Basiliek als één kolossaal geheel opgezet is. Alles is daar buiten proportie: de zuilen, de beelden, de vloeren, de marmeren draperieën met dito kwasten, in feite de hele plattegrond van de basiliek. Hier in de Haghia Sofia moet je het van deze centrale ruimte hebben, die al met al kleiner van oppervlakte is. Het is ook niet één reusachtig hoogte zoals in Rome, gewoon omdat er een bovenverdieping voorzien is die het gevoel van hoogte even onderbreekt. Die bovenverdieping heeft ook open galerijen die versierd en gestut zijn met zuilen uit oudere Griekse en Romeinse tempels. Daar moet dan het verschil in liggen.
 
De mozaïeken met gouden achtergrond stelen uiteraard de show, vooral de Deësis-mozaïek van Christus Pantocrator met Maria en Johannes de Doper is een absolute topper. Ik heb nu ook leren kijken naar de manier waarop deze steentjes ingelegd werden als het om muurmozaïeken gaat. Ik dacht altijd dat ze gewoon vlak gelegd werden, maar dat is alleen het geval met vloermozaïeken. Voor de muren liggen ze een beetje schots en scheef zodat ze het licht op verschillende manier weerkaatsen, wat op het gouden vlak heel goed te zien is. Hierdoor lijkt het ook of de figuren je echt aankijken, waar je ook staat; ze volgen je als het ware met de ogen. Heel bijzonder is dat, als je het eenmaal weet!
 
Oorspronkelijk was het hele interieur met mozaïeken versierd maar het grootste deel is er in de loop der eeuwen afgevallen, ofschoon steeds vrij nauwkeurig bijgeschilderd zodat de originele tekeningen wel bewaard bleven. Ook is op een bepaald moment in de islamitische overheersing (ik weet niet meer precies wanneer) een pleisterlaag aangebracht om de mozaïeken te verbergen. Gelukkig waarschijnlijk, want zodoende zijn ze wel bewaard gebleven en kunnen wij er vandaag nog van genieten.
 
Ik weet intussen ook het unieke Iznik tegeltafereel te vinden waarop de plattegrond van Mekka uitgebeeld is. Daar ben ik echt opgewonden van want dit is een unicum en dat heb ik zo maar gevonden!

12 oktober 2012

Cyrene, Libië

Naar wat ik gelezen heb, was Cyrene in de oudheid een van de grootste steden van Noord-Afrika (reeds in de 5de eeuw v.C. waren er al tienduizenden inwoners) samen met Leptis Magna (allicht) en Sabratha, Volubilis in Marokko en Dougga en El Jem in Tunesië.

Ik arriveer bij een lange witte muur waar ik zou gauw geen bordje zie staan over een museum of zo. Binnen de poort ligt een binnenplein waar een dubbele ijzeren deur links wordt ontsloten; de neon lampen flikkeren aan en ik mag deze ruime kale zaal binnen.

Opvallend is dat hier een stèle staat van de oprichters van Cyrene, daterend uit de 4de eeuw voor Christus waarop te lezen valt dat de inwoners van Thera (het huidige Santorini) zich hier in de 7de eeuw v.C. vestigden zoals opgedragen door het Orakel van Delphi. Jonge mensen werden er toe aangezet om zich hier te vestigen en Battos werd aangesteld als hun leider en koning. Bijzonder toch dat zo een oud document bewaard gebleven is. En dan moet ik plots  aan Delphi denken als ik het beeld van een sfinx op een Ionische krulzuil midden in de ruimte zie staan. Die lijkt als twee druppels water op de sfinx die in het Museum van Delphi staat en die tussen 570 en 560 v.C. door de rijke inwoners van Naxos aan de tempel geschonken werd en op een 10 meter hoge zuil stond te pronken. Dat moet dus hier dus ook het geval geweest zijn. Niet te geloven hoe dingen soms bij elkaar passen.

Vlakbij de ingang word ik gewezen op een indrukwekkende marmeren Romeinse sarcofaag uit de 4de eeuw, waar op de lange kant dansende Menaden staan uitgebeeld en op de korte kant een gevleugelde leeuw met menselijk hoofd. Bovenop de deksel zit een echtpaar in de stijl die we kennen van de Etrusken, maar die in die tijd erg in zwang was. Het is een beetje overdadig, maar toch toont de decoratie sporen van verfijning.

Er staan hier een groot aantal goed bewaarde beelden: Aphrodite met een dolfijn aan haar zijde, een knappe jongeling die me aan Apollo doet denken, Heracles ten voeten uit en een damesfiguur met prachtig gedrapeerd gewaad, een kleine Isis helemaal beschilderd, een driehoofdige Hekate met nog verfsporen rond de ogen (uit het heiligdom van Apollo), de alom vertegenwoordigde Drie Gratiën (waarvan er twee nog hun hoofd hebben bewaard) en een heel aantal bustes waaronder die van Marcus Aurelius en van de zuurpruim Demosthenes. Deze laatste zou ik bijna zeggen dat hij de smoor in heeft omdat Alexander de Grote ook in de zaal staat! Ja hoor, heuselijk waar! Ten voeten uit nog wel en duidelijk herkenbaar, met naast hem de povere resten van zijn geliefd paard Bucephales. Nou ja, mijn dag kan niet meer stuk hé? Alexander had ik hier helemaal niet verwacht, moet je weten! Maar ja, het is wel heel logisch dat hij hier staat omdat de Griekse steden van de Cyrenaica samen met Egypte aan hem toekwamen tot ze later geregeerd werden door Ptolemeus en zijn dynastie. Ik wring me uiteraard in alle mogelijke bochten om toch maar een goede foto van Alexander te schieten. De rest van de zaal valt ineens helemaal in het niet. Ik ga zo intens op in mijn foto’s dat ik maar half merk dat het licht plots uit gaat. Ja, hallo? Ik moet toch de rest nog even zien hoor! Achterin staat er bij voorbeeld een heel rijtje met reliëfs waarop paardenrennen en menners zijn uitgebeeld. De paarden van Cyrene waren namelijk beroemd omdat ze sterk waren in de oorlog en snel tijdens de races – dat weet ik dan ook weer.

Maar dan hoor ik de metalen deur dichtslaan en een sleutel die knarsend in het slot omgedraaid wordt. Nee, nou moeten ze me toch niet opsluiten hé? Ik sprint dus meteen naar de deur en klop met mijn vuist op de holle plaat. Gelukkig, ze hebben me gehoord en onder algemene hilariteit word ik uit mijn sombere ruimte bevrijd.

[Klik hier om alle foto's van Cyrene te bekijken]

24 september 2012

Istanbul, TK - Archeologisch Museum

In Istanbul is het Archeologisch Museum natuurlijk een absolute must, waar ik trouwens een hele dag mee weet te vullen. Daar staat anders wel voor zeven stuivers! Eerder,  in het kader van Alexander de Grote, had ik maar een paar zalen gezien,  maar er staat veel en veel meer natuurlijk: schatten uit Troje, koningsgaven uit de tombe van Koning Midas, resten uit het oude Istanbul/Constantinopel, de Hippodroom, levensgrote beelden uit de Thermen van Faustina in Milete, een schitterend hoofd van Sappho, ga zo maar door…
                                                           
Mijn aandacht gaat natuurlijk eerst en vooral naar de klassieke afdeling. Ik stop bij de leeuwen die langs de Heilige Weg stonden die van Milete naar Didyma liep. De vorige keer was dit maar iets vaags, maar nu ik op die Heilige Weg gelopen heb kan ik me de leeuwen en zittende goden en godinnen veel beter op hun plaats indenken. Natuurlijk moet ik ook weer even bij Alexander de Grote langs, hij staat er nog!
                                                           
En dan bekijk ik alle andere Griekse beelden en reliëfs, of Romeinse kopieën van Griekse originele. Ze zijn met veel smaak tentoongesteld met in elke zaal een enorme foto van een detail van een of ander beeld, vaak met een speciaal verlichtingseffect. Foto’s om jaloers op te zijn! Zo kom ik dus ook de levensgrote beelden uit de Thermen van Faustina tegen die in Milete gevonden zijn. Ik heb eerder in die Romeinse Thermen rondgelopen en de resterende muren zagen er maar grof en massief uit, zodat ik nu toch echt verwonderd ben dat er zulke schitterende beelden gestaan moeten hebben. Moeilijk toch altijd om aan de hand van een paar muren in gedachten je een heel gebouw in te denken en dan nog wel inclusief beelden, mozaïeken en beschilderde wanden!
                                                           
De dichteres Sappho is hier dus ook vertegenwoordigd. Een enorm hoofd met sensuele lippen, waar ooit een heel lichaam onder gestaan moet hebben. Hadden ze niet een of andere vers van haar erbij kunnen zetten, bedenk ik? Dansende Niké’s en Menades, Aphrodite uit verschillende tijdsperiodes, grafstèles, reliëfs met figuren die een lier bespelen, zelfs een stuk fries van het Altaar in Pergamon terwijl ik er van overtuigd was dat alles echt wel in Berlijn stond!
                                                           
Dan is de linkervleugel aan de beurt waar de sarcofagen ondergebracht zijn: van vroeg-Egyptische tombes, later ook wel hergebruikt door Grieken, via Frygische en Lycische sarcofagen met hun kenmerkende deksel in de vorm van een omgekeerde boot tot de voltreffer van de Alexander-sarcofaag uit Sidon want daar kun je gewoon niet naast kijken! Ik neem toch nog een paar foto’s, details die de vorige keer niet helemaal gelukt waren omdat je hier geen blits mag gebruiken en er weinig gelegenheid is om een stabiel steuntje voor mijn camera te vinden.
           
Inmiddels is het koffietijd geworden waarvoor in de tuin van het museum een keuze van stoelen en tafeltjes is neergezet tussen de overblijfselen van zuilen en altaren die net niet mooi of bijzonder genoeg waren om binnen een plaatsje te krijgen. De kleine kiosk biedt weinig keuze, maar Turkse koffie en Turkse thee serveren ze grif. Heerlijk zitten is het hier onder de schaduwrijke bomen, met een stoel onder mijn voeten, nippend aan mijn drabkoffie. Daar knapt een mens van op.
                                                           
In 1991 werd er een nieuwe vleugel aan het museum toegevoegd, vier verdiepingen hoog. Ik ben van plan om er minstens doorheen te lopen, niet juist wetende wat ik nog kan tegenkomen. De eerste verdieping is geweid aan Istanbul met veel tekst en uitleg met af en toe een stuk zuil of wat andere resten. Lezen kan ik thuis ook, maar ik zoek wel de bronzen slangenkop op die bij de Slangenzuil van het Hippodroom thuishoort. Toch nog groot, hoor. Ernaast is op twee tekeningen te zien hoe die zuil er uit gezien kan hebben. Dat is tenminste interessant.
                                                           
De volgende verdieping gaat over Anatolië en Troje. Vreemd genoeg liggen hier potscherven met een merkteken uit Pella, de geboorteplaats van Alexander de Grote. Zouden die door zijn leger hier zijn achtergelaten, vraag ik me af? Verder zijn er verschillende vitrines aan Troje gewijd uiteraard, vrij duidelijk, laag per laag maar er staat voor mij niets nieuws tussen want de vazen en schalen heb ik op mijn vorige reis ook al ergens gezien. Vreemd genoeg kom ik hier het graf van Koning Midas tegen! Dat stond toch in Ankara? Bij nader onderzoek blijkt hier het skelet van de koning op de bank te liggen, terwijl in Ankara een reconstructiepop lag. Dan nog allerhande voorwerpen die bijgezet werden in een dergelijke tombe en natuurlijk, gezien de hoeveelheid, kunnen die best verdeeld zijn tussen Ankara en Istanbul. Wel liggen hier vier klossen die onder de poten van zijn doodsbed stonden. Toch weer een verrassing.
                                                           
Op de bovenste verdieping is aandacht besteed aan de culturen uit de omringende landen. Blijkt dat een of andere sultan in de 19de eeuw zeer geïnteresseerd was in archeologie en die heeft in het huidige Syrië, Libanon en Palestinië (toen allemaal deel uitmakend van het Ottomaanse Rijk) opgravingen gefinancierd en uitgevoerd. Opvallend hier is een stel geglazuurde sarcofagen uit de 4de-5de eeuw die me doen denken aan enorme Goudse pijpen; zoiets ben ik nog niet tegengekomen. Ook hebben ze uit Syrië een aantal laat-Romeinse grafkamers overgebracht die ik het beste kan vergelijken met hedendaagse columbaria, alleen iets groter, met op elk deurtje een afbeelding van de overledene. Net een gezellige familiebijeenkomst.
                                                           
Nou dat staat er dan even in paar zinnen, maar er is toch heel wat tijd in dat geslenter gegaan. Tussendoor nog thee gedronken in de tuin met een halfzachte toast, om dan weer vol goede moed verder te gaan. Het is heet, tegen de 40 graden, en dit museum is niet gekoeld behalve door de natuurlijke tocht van deuren en ramen die tegen elkaar openstaan.

Tegenover de hoofdingang, naast de zg. theetuin, staat een schitterend gebouw, het Çinili-paviljoen, bekleed met Iznik-tegels. Binnen moet een keur aan Turkse tegels en keramiek te bewonderen zijn, voornamelijk uit Iznik. Dit houd ik voor gezien. Wel had ik nog het Museum voor Oosterse Oudheden op de hoek in gewild want daar is o.a. het Verdrag van Kadesh te zien. Dit is een kleitablet uit 1269 v.C. dat het oudst bekende vredesverdrag ter wereld bevat, afgesloten tussen de Hittieten Koning en Ramses II van Egypte. Er moet ook iets op staan over de terugkeer van politieke vluchtelingen, en dat 3.500 jaar geleden! Denken we nu dat we iets nieuws uitgevonden hebben! Maar het loopt al tegen sluitingstijd en ik heb bovendien echt geen fut meer om, al is het maar vluchtig, even binnen te wippen. Jammer.

12 september 2012

Musée Guimet, Parijs

Dit museum staat al tientallen jaren op mijn programma en eindelijk ben ik er toch geraakt! Het staat bekend voor zijn collectie Aziatische kunst, niet meteen mijn kopje thee want de puur Chinese, Japanse en zelfs Indiase kunstwerken kunnen mij nu eenmaal niet boeien – sorry voor de liefhebbers.

Nee, ik ging natuurlijk Alexander de Grote achterna, t.t.z. de sporen van het Hellenisme in Afghanistan, India, Pakistan en in Centraal Azië over het algemeen. Nou, daar ben ik echt wel aan mijn trekken gekomen!

Het Musée Guimet is onlangs grondig gerenoveerd en dat is ook te zien. De buitenmuren zijn gezandstraald en schoon, en binnen is alles uiterst modern ingericht met volop daglicht, overzichtelijke collecties, overal duidelijke bordjes met uitleg, het huisje bij het schuurtje houdend, een weelde aan vooral beelden en muurschilderingen.

Op zich zijn de Fransen pas laat in Centraal Azië gearriveerd, gewoon omdat ze het te druk hadden in het toenmalige Indochina met sites als Angkor om er maar eentje te noemen. Maar in 1922 is daar toch verandering in gekomen toen de koning van Afghanistan niet achter wilde blijven bij zijn buurlanden en een verdrag sloot met de Fransen om in zijn land opgravingen uit te voeren. Mensen als Joseph Hackin, die het Grieks-Romeinse glaswerk van Begram vond en de kunst van Gandhara aan het licht bracht; Jules Barthoux, die van 1926 tot 1928 op de site van Hadda werkte waar hij een aantal kloosters met Grieks-Afghaans stucwerk uit de 4de-5de eeuw vond (o.a. de prachtige Génie aux Herbes); en tenslotte Daniel Schlumberger die in 1952 op de Acropolis van Surkh kotal (Bactrisch Afghanistan) vaststelde dat de Kuchans de afstammelingen waren van de Grieks-Bactrische beschaving. De Franse opgravingen in Afghanistan zijn pas afgebroken met de inval van de Sovjet-Unie in 1979.

Maar dit museum huisvest ook heel veel schatten afkomstig van de steden langs de antieke Zijde Route waar een uniek boeddhistisch patrimonium bewaard gebleven is. Het woestijnklimaat heeft er in ruime mate toe bijgedragen om zoveel unieke documenten waaronder vele geschriften maar ook een enorm aantal boeddhistische fresco’s te conserveren. In Centraal Azië waren voor genoemde Joseph Hackin, andere Fransen actief, zoals Dutreuil de Rhings (1890-1895) en Paul Pelliot (1906-1909).

Ik kan hier moeilijk alle stukken gaan toelichten, maar al mijn foto’s zijn wel te zien op de link Musée Guimet. Als uitblinkers citeer ik b.v. de aarden bekers uit Mundigak (Afghanistan) die dateren uit  2700 v.C., puur Myceens of zelfs Byzantijns op het eerste zicht maar wat natuurlijk niet kan, met uit dezelfde streek een klein beeldje dat een broertje kon zijn van de kunst uit de Cycladen. Ik ben vooral gefascineerd door de prachtige beelden en hoofden van Boeddha en Bodhissatva uit Gandhara (Pakistan) en Hadda (Afghanistan) waar de hellenistische invloed gewoon van afdruipt! De beroemde “Génie aux Herbes” uit Hadda (3de-4de eeuw) is een echt pronkstuk al hangt hij een beetje ongelukkig hoog en op een gelijkkleurige achtergrond. En dan het inmiddels vertrouwde glaswerk uit Begram (Afghanistan) uit de eerste eeuw van onze jaartelling met fascinerende vormen van visjes en galjoenen in geblazen glas, maar ook blauwe, witte en doorschijnende vaasjes en bekers. Absolute uitblinkers zijn dan weer de slanke bekers die kleurrijk beschilderd zijn met mythologische figuren en gevechtstaferelen. Daar kan ik echt niet genoeg van krijgen! In de Chinese afdeling blijf ik ook even staan bij de terracotta figuren van Bactrische en Sogdische handelaars al dan niet met hun kamelen die in de 7de-8ste eeuw gemaakt zijn, een soort eerbetoon aan deze dappere kooplui die de woestijn van Centraal Azië doorkruisten.

Zoals gezegd, wilde ik dit alles vanuit het Hellenistische oogpunt bekijken en dat is helemaal gelukt. Wat een schatten, wat een pronkstukken, wat een weelde!

Dat de eerste Boeddhabeelden hellenistische trekken hadden wist ik al wel, maar nu krijg ik te horen dat voor die tijd Boeddha altijd abstract voorgesteld werd maar dat hij onder Griekse invloed in menselijke gedaante uitgebeeld werd, inclusief een Griekse toga! Geen wonder dat ik hier mijn ogen op uit kijk! Alexander moest het eens weten…

10 augustus 2012

Paard & Ruiter – van Homerus tot Djenghis Khan

“Paard & Ruiter – van Homerus tot Djenghis Khan” is de titel van een tentoonstelling die van 16 mei tot 16 september 2012 loopt in het Allard Pierson Museum in Amsterdam.

Een kort filmpje bij het binnen komen maakt meteen duidelijk dat het paard oorspronkelijk uit de steppes van Centraal Azië afkomstig is en via Mesopotamië in Turkije beland is om vandaar Griekenland te bereiken. Het hoort een soort dubbeltentoonstelling te zijn over twee tot de verbeelding sprekende culturen, de Griekse die beschouwd wordt als de bakermat van onze beschaving en het Mongoolse rijk van Djenghis Khan, die het grootste imperium ooit stichtte.

De muziek van de Alexander-film komt me al meteen tegemoet bij het binnenkomen, want Alexander de Grote en zijn geliefde Bucephalus mogen natuurlijk niet ontbreken. In feite begint dit deel van de tentoonstelling met de opkomst van het paard als rijdier. Als trekdier was het paard in Griekenland al in 17de-16de eeuw v.C. bekend, later werd het voor wagens gespannen bij speciale processies, races of om de veldheren in oorlogstijd te vervoeren. In die dagen boden die wagens slechts ruimte voor één of maximaal twee man. Bij de bouw van dit vervoermiddel kwam er geen spijker aan te pas, het hout werd in elkaar gepast en het geheel werd dan bekleed met natgemaakte ongelooide huiden die ervoor zorgden dat alles goed op zijn plaats bleef zitten. De bodem van die wagens waren dan weer gemaakt van repen ongelooide huid die dan gelijk als schokdemper dienst deden. De twee wielen telden vier spaken en de velgen werden verstevigd met ijzeren banden of ook weer bekleed met huiden. Het gebruik van een paardenbit was niet bekend, en zo werden de paarden met een nek- en buikriem ingespannen. Normaal werden maximaal twee paarden ingezet, maar vanaf de 8ste eeuw v.C. blijkt dat men ook twee extra paarden liet meelopen die niet onder het juk vastgemaakt werden. Hierbij moet ik even terugdenken aan wat ik op de tentoonstelling The First Emperor gezien heb, want daar liepen inderdaad ook twee paarden mee die buiten het span opgesteld waren… Leuk hé?

In het oude Griekenland (de tentoonstelling beslaat de periode van 1300-300 v.C.) was het paard een statussymbool bij uitstek en dat was zeker het geval bij de wagenrennen. De eer van de winnaar kwam dan in eerste instantie toe aan de eigenaar van de paarden, daarna aan de paarden en in allerlaatste instantie aan de wagenmenner! Niet te geloven zoiets. Races voor bereden paarden zijn bekend vanaf 648 v.C. toen ze een vast onderdeel werden van de Olympische Spelen. Wie het zich kon permitteren ging te paard op jacht, vooral bij het jagen op herten en everzwijnen.

Bij het oorlogvoeren werden ook paarden ingezet natuurlijk, eerst om de strijders met de wagen naar het strijdtoneel te brengen, maar vanaf de 7de en 6de eeuw v.C. werden ook ruiters ingezet, maar dan meestal alleen voor verrassingsaanvallen. Echte confrontaties van man tot man te paard kwamen pas in de 5de eeuw v.C. op gang en het was Alexander de Grote die daadwerkelijk de cavalerie een duidelijke en belangrijke rol liet spelen.

Dit alles wordt hier rijkelijk geïllustreerd met afbeeldingen op vazen, schalen en potten (of scherven daarvan), kleine terracotta figuurtjes, munten (inclusief Alexander natuurlijk) maar ook met grotere afbeeldingen op gipsen afgietsels van friezen van het Parthenon bv. Al met al best interessant, met goede uitleg die het allemaal tot leven brengen.

De Mongoolse afdeling komt er daarentegen karig van af, ofschoon die toch de periode van 600 tot 1400 n.C. beslaat. Een paar houten zadels, wat pijlen en bogen, kleding, muziekinstrumenten, maar paarden of ruiters heb ik daar niet gezien behalve op twee of drie levensgrote foto’s. Bijzonder is natuurlijk wel dat in die tijd de stijgbeugels gekend zijn waardoor de Mongoolse krijger veel meer bewegingsvrijheid kreeg. Naar zeggen worden hier recente archeologische vondsten uit de rotsgraven van Mongolië tentoongesteld – stukken in bruikleen van het Instituut voor Archeologie van de Academie van Wetenschappen in Mongolië. Men hoort hier een beeld te krijgen van de samenleving waarin mens en paard één waren, maar dat komt niet echt uit de verf. Jammer zoiets.

Voor de jeugd is dan een volledig ingerichte yurt opgesteld, een beetje in de verdrukking in een achterkamertje. Binnen krijg je wel een goed idee hoe de steppebewoners leefden, maar om je deze yurt in de Mongoolse steppes in te beelden … daar heb je echt veel verbeelding voor nodig hoor!

31 juli 2012

Afrasiab, Oezbekistan

Van het Museum van Afrasiab verwacht ik echt heel veel want dit is per slot van rekening het antieke Samarkand, het Maracanda van Alexander de Grote!

Meteen al bij het binnenkomen word ik geconfronteerd met een half duistere zaal waar alle vier muren bedekt zijn met levendige fresco’s. Ze werden in 1965 ontdekt in de ruïnes van een paleis daterend uit de 7de-8ste eeuw (ofschoon andere bronnen spreken van een privé-huis) en staan dus nu hier te pronken. Volgens een Chinese tekst zijn hier de “Vier Heersers van de Wereld” uitgebeeld: China, India, Iran en Turkije. De Chinese muur is makkelijk te herkennen met een festival waar de Keizerin op een boot vaart terwijl de Keizer aan het jagen is. De Iranese Wereld beeldt een religieuze rouwstoet uit Samarkand uit te ere van de voorvaders tijdens het Nowruz festival. Op de oostelijk muur wordt India weergegeven als land van astrologen en pygmeeën, maar dit fresco verkeert in zeer slechte staat. Van de Turkse delegatie is niet uit te maken wie of wat hier precies bedoeld is. De stukken zijn allemaal een beetje fragmentarisch en voor de menselijke figuren moet je wel creatief zijn om er gezichten en kostuums in te zien. Gelukkig staat er bij elk onderdeel een reconstructieschets van het tafereel. Duidelijker zijn dan weer de dieren te herkennen: paarden, olifanten, panters en grote vogels die er uitzien als zwanen en voor Zoroastrische offeranden bestemd waren.

In feite is het museum opgesplitst in vijf vertrekken, elk met een eigen (chronologisch) thema. De eerste ruimte is gewijd aan het verloop van de opgravingen zelf, met kaarten en maquettes. In de tweede ruimte wordt de vroege geschiedenis van Samarkand toegelicht, teruggaand tot de 4de eeuw v.C. met o.a. aardewerk uit de 6de-4de eeuw v.C., een gereconstrueerde kalkoven en wat stenen- en metaalgereedschap. Daarna komt de zaal met Alexander de Grote die de stad in 329 v.C. veroverde, voor mij natuurlijk hét hoogtepunt! Een schaalmodel van Afrasiab moet aantonen hoe geniaal Alexander te werk is gegaan bij de belegering van stad – alsof ik dat nog niet wist! Hier liggen ook wat gebruiksvoorwerpen, wapens en geldstukken, maar van de Alexandermunten zijn alleen foto’s te zien. Jammer is dat, ze hadden toch best wel minstens één echte munt van Alexander kunnen presenteren? Wel hangt er een grote kaart aan de muur met zijn hele veldtocht doorheen Azië, dat kan ik zelfs in het Oezbeeks lezen. Ook aanwezig is een verzameling Greco-Bactrische munten met o.a. de heersers met wat ik een tropenhelm noem – heel kenmerkend. In de vierde zaal komen stukken uit de 1ste-4de eeuw n.C. aan de beurt, waarin vooral het spirituele leven van de bewoners in de tijd van Zoroaster centraal staat – de Islam komt pas later (7de eeuw). De vijfde en laatste ruimte is eveneens gewijd aan de religieuze belevenis van de inwoners van Samarkand. Hier zijn voorwerpen te zien die betrekking hebben tot de verering van het vuur, een huiskapel, muurschilderingen, fragmenten van houten beelden, etc. Aangezien het Zoroastrisme met de komst van Islam totaal verwoest werd, blijkt Afrasiab het beste voorbeeld te zijn van de geloofsbelijdenis uit die tijd.

Afrasiab zelf strekt zich uit over een oppervlakte van maar liefst 220 hectares en ligt verborgen onder een 8-12 meter dikke laag aarde. Sinds eind 19de eeuw worden er hier met horten en stoten opgravingen uitgevoerd die o.a. een paleis uit de tijd van de Samanieden hebben blootgelegd. Maar Afrasiab, waarschijnlijk genoemd naar de legendarische koning van Turan, ligt ook aan de Zijderoute, eeuwenlang de belangrijkste verkeersader tussen India, China en Europa. Geen wonder dus dat we hier brede straten en hoge verdedigingswallen aantreffen, terwijl de huizen op zijn minst luxueus ingericht waren – getuigen de fresco’s die in het museum ondergebracht zijn. Maar er is ook een rijke verzameling aardewerk, gereedschap, terracotta beeldjes en geldstukken gevonden waarvan een deel (ik vermoed de mooiste stukken) in de Hermitage in St Petersburg beland is (de opgravingen werden voornamelijk door de Russen uitgevoerd) maar een niet te onderschatten aantal voorwerpen staat hier in het aanpalende museum.

[Klik hier om alle foto's van het Museum in Afrasiab te bekijken]